Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Wie merkt, dat [45]de adem van de kinderen der mensen [46]opvaart naar boven, en de adem der beesten [47]nederwaarts vaart in de aarde? 45. Dat is hier te zeggen de ziel, gelijk Luk.23:46. De zin is; Wie kan dit merken of weten, uit de gemene uiterlijke toevallige gelegenheden dergenen, die sterven? 46. En volgens dien in wezen blijft, nadat hij uit het lichaam gescheiden is. Zie hiervan breder onder hfdst.12 vs.7. Daar zegt Salomo duidelijk dat de ziel wederkeert tot God, die haar gegeven heeft. Zodat men Salomo niet kan toedichten dat hij hier wil leren dat de ziel sterflijk is. 47. Daar hij tenietgaat, niets meer zijnde, nadat hij uit het lichaam gevaren is.